De duurdere en goedkopere buurten in Coevorden anno 1832
De duurdere buurten in Coevorden anno 1832 waren voornamelijk gesitueerd in de Frieschestraat en de Bentheimerstraat. Hier woonden voornamelijk winkeliers, die veel belasting moesten betalen omdat ze een pand in een belangrijke buurt in Coevorden hadden.
Verder woonden hier ambachtslieden die vaak hun eigen werkplaats hadden. Zij hadden in de Bentheimerstraat of de Frieschestraat een duur pand, maar dat hoeft niet persé te betekenen dat ze ook daadwerkelijk rijk waren.
Voorbeelden
van mensen met een pand in de Bentheimerstraat of de Frieschestraat zijn:
Je
had ook rijken die ergens anders een duur pand hadden. Zo woonde de familie
Woltersom in het kasteel en had Klaas van Tarel zijn woning en molen op de
Molenbelt in de Molenstraat. Berend Slingenberg tenslotte woonde bij het
Departement van Oorlog, evenals zijn broer Jan.
Verder waren er nog de middenklassenbuurten. Deze waren verspreid door heel Coevorden.
Enkele voorbeelden van deze groep zijn:
· Jan Hendrik Berends, landbouwer;
· Harm Hendrik Slepers, kleermaker;
· Hendrik Lotterman, timmerman;
· Gerrit Nijhuis, tapper;
· Jan Bosch Marjenburg, winkelier;
De
armere bezittende bevolkingsgroep woonde in die tijd voornamelijk aan de randen
van de stad, ook wel de ‘achterbuurten’ genoemd. Deze mensen waren met name
arbeiders, de armere bevolking van Coevorden.
Voorbeelden
van deze mensen zijn: