Het belastingstelsel

 

Op 2 januari 1832 kwam er een nieuwe belastingwet, op 1 oktober van hetzelfde jaar werd als gevolg daarvan het kadaster ingevoerd. De eigendommen werden in klassen ingedeeld. Als het eigendom van hoge waarde was, kreeg deze een hoge klasse toegeschreven. Eigendommen met een lage waarde kregen uiteraard een lage klasse toegeschreven. Binnen het onbebouwde gedeelte bestonden er 4 klassen, binnen het bebouwde gedeelte 9 klassen. Op grond van de klassering werd de aanslag bepaald voor de belastingplichtige eigenaar of de zakelijk gerechtigde van het eigendom. Aan de belastingplichtige werd nu opgave gedaan van zijn eigendommen (ingedeeld per kadastrale gemeente) waarbij de klassering van de eigendommen aangegeven werd. Deze opgaven werden overgenomen in de Voorlopig Aanwijzende Tafels der Grondeigenaren.

Naar aanleiding van aan- en opmerkingen van de eigenaren werden de Voorlopig Aanwijzende Tafels tot Oorspronkelijk Aanwijzende Tafels gemaakt. Naast de Oorspronkelijk Aanwijzende Tafels hadden ze ook nog de Suppletoir Aanwijzende Tafels. Hierin werden veranderingen van eigenaren bijhouden. De voornaamste voorschriften voor de eerste bijhoudingen van het kadaster werden gegeven in De verordingen van het Koninkrijk der Nederlanden. Deze werden vastgesteld op 23 oktober 1832. De heffingen stonden natuurlijk vast, maar doordat de veranderingen erg groot waren, werd het geleidelijk ingevoerd.

Aan de hand van het minuutplan 1832, waarin de aanslagen werden  bijgehouden, zijn we voor de maquette gekomen tot de volgende indeling wat betreft de bebouwde percelen (zie minuutplan 1832 achterin deze scriptie):

·         Grijs: hier werd geen belasting over betaald;

·         Rood: over deze panden werd 0 tot 30 gulden belasting betaald;

·         Oranje: over deze panden werd 30 tot 65 gulden belasting betaald;

·         Geel: over deze panden werd meer dan 65 gulden belasting betaald.

 

Terug naar de inleiding...